Gistermiddag was het zover. De melkfabriek opende nog één keer en voor het laatst haar deuren. Onder grote belangstelling van velen – vaak ouderen die nog levendige herinneringen koesterden uit hun jeugd – kon een laatste blik geworpen worden in de zuivelhistorie van Klein Groningen. De sloop die zeer binnenkort zal beginnen, werd symbolisch gestart met de sloophamers in handen van gedeputeerde Sietske Poepjes en wethouder Wietse Kooistra. Baukje koolhaas las haar prachtige ode aan de zuivelfabriek:
Hier, waar de Compagnonsvaart een bocht maakt,
de Opper Haudmare dichtbij over land gaat,
werd gebouwd aan een nieuwe fabriek,
De Vooruitgang. Het was negentiendrie.
De vaart is gegraven, turf wordt gestoken en afgevoerd
voor warmte in huizen ver weg. Heide blijft over.
Wijd en zijd in de omtrek reikt heide: ontoegankelijk, haast
onbegaanbaar, verraderlijk dwaalland van pollen en poelen,
struiken, stronken, her en der berken. Kronkel-
paadjes. Kerktorens geven een richting aan.
Behuizing van allerlei rang en stand is ontstaan op het zand
langs Weinterp, Merkebuorren, en ook langs de vaart.
Linten van leven – linten van nering, ambacht, bedrijvigheid –
huishoudens heel verschillend in welvaart en macht.
Boeren van allerlei rang en stand telen gewas op hun akker.
Vee staat op stal voor de mest. Boeren ontginnen heide tot weiland.
Boerinnen verwerken melk tot boter en kaas.
De scharren langs het Alddjip zijn te nat voor het vee.
‘s zomers wordt van it bûtelân hooi gehaald –
het leven van alledag, in beulich fol wurk – leven en overleven.
Negentientwee. Grote boeren slaan de handen ineen
voor De Vooruitgang, voor coöperatie: samen
sterker dan ieder voor zich. Kleinere boeren doen mee. Zij aan zij
komen de melkbussen naar de fabriek, schouder aan schouder
op wagen en praam – het boerenbedrijf biedt bestaan aan zovelen.
Hier, waar de Compagnonsvaart een bocht maakt,
de Opper Haudmare dichtbij over land gaat,
wordt gewerkt in de zuivelfabriek
door mannen en jongens en een paar vrouwen.
De Vooruitgang gaat voort. Steeds
minder handwerk, steeds meer machines.
Negentienzevenenzestig. Tijd
voor vooruitgang, voor andere toekomst.
‘Het doel van de vereniging is, de melk van haar leden
tot een zo hoog mogelijke waarde te brengen.’
Fusie is nodig. Niet met de buren. Dat krenkt de trots. Liever
opgaan, meegaan in de Zuid-Oost-Hoek. Het wordt Oosterwolde.
Geen rook meer uit de schoorsteen van De Vooruitgang.
Aanvoer van melk gaat naar elders, geen productie
van boter en kaas meer. Wel komt er plaats
voor kalveren, paarden, – daarna woonruimte in de kantoren;
in de oude fabriek een werkplaats voor auto’s, en naar het schijnt
een kweekplaats voor wiet. Ook wordt er verteld
dat er plek was voor dames
van plezier. Wie weet? Wiens plezier?
De oude fabriek raakt in verval. Afgebladderde wanden,
gehavende sporen van wat er ooit was en bestaan bood.
Na jaren wordt de schoorsteen gesloopt. Geen nut meer, gevaarlijk.
Steeds meer verkeer raast op de Opper Haudmare.
Zo ligt Klein Groningen ver van het dorp.
Op de vaart maakten pramen plaats voor pleziervaart, voor schepen
in allerlei soorten en maten, met mensen die varen voor het ervaren
van rust, voor een blik op het land langs het water.
Fietsers genieten van ruimte – wind, water, lucht, uitzicht.
Vijftig jaar na het sluiten van de zuivelfabriek,
zoeken wij hier De Vooruitgang. Hier,
waar de Compagnonsvaart een bocht maakt,
de Opper Haudmare dichtbij over land gaat,
met veel minder auto’s dan eerder – de grote weg is verplaatst.
Gesloopt wordt hier binnenkort De Vooruitgang van ooit – brokken
verleden, rijk aan herinnering, bron van bestaan.
Het is tweeduizendNU. Nu is het aan ons, De Vooruitgang
(tekst Baukje Koolhaas, uitgesproken door Baukje bij de start van de sloop op 8 maart 2018. Met dank aan Wiebe Pool, Durk van der Veen, Klaas Wilmink, Herman Pieter Klaster en Grietje Rooks)